102. Mannetjes, wijfjes en kleine roze meisjes
Bij het schrijven van de reeks artikelen over determineren van planten, heb ik vrij veel tijd besteed aan de man die in 1554 de eerste Nederlandse flora schreef: het "Cruijdeboeck" van Rembert Dodoens of deftiger Rembertus Dodonaeus. Dodoens worstelde daarbij ongetwijfeld met heel veel problemen, maar een ervan is in ieder geval duidelijk: de naam van een plant in het Nederlands. We mogen aannemen dat verreweg de meeste inheemse planten al een naam hadden en zeker de planten waarvan men vermoedde dat ze een geneeskrachtige werking hadden. Een groot probleem was dat die namen van plaats tot plaats konden verschillen. En nog storender: dat met één naam in verschillende plaatsen, een andere plant bedoeld kon worden. Dodoens moest dus steeds eerst duidelijk maken welke plant hij bedoelde en daarom gaf hij een uitgebreide beschrijving van iedere plant. Bovendien was zijn boek voorzien van een groot aantal houtsneden van planten die bij de duurdere versies zelfs met de hand werden ingekleurd.
Rood en blauw guichelheil: ingekleurde houtsneden in het Cruijdeboeck van Dodoens.
Mannetjes en wijfjes
De teksten en de illustraties die Dodoens gebruikte zijn tegenwoordig allemaal op internet te vinden en op de site "plantaardigheden.nl" staan alle teksten en plaatjes en is zelfs aangegeven wat de moderne Nederlandse en Latijnse namen zijn bij de door hem beschreven planten. Daarbij viel het me op dat Dodoens regelmatig twee gelijkende planten onderscheidt door de een 'mannetje' en de ander 'wijfje' te noemen. Waarschijnlijk heeft hij dit niet zelf bedacht, maar was dat toen al gewoonte onder de artsen. En artsen waren de enigen die echt in wilde planten geïnteresseerd waren wegens de mogelijke geneeskrachtige werking.
Maar met dat 'mannetje' en 'wijfje' zet hij ons wel op het verkeerde been. Wij kennen de eenhuizige en de tweehuizige planten: de eenhuizige hebben mannelijke én vrouwelijke bloeiwijzen op één plant, bij de tweehuizige heeft één plant óf mannelijke bloemen óf vrouwelijke bloemen. Bij tweehuizige planten kun je dus van een mannelijke of een vrouwelijke exemplaar spreken, ofschoon dat niet zo gebruikelijk is want als ze niet bloeien of vruchten hebben, is er geen verschil. Maar daar ging het niet om bij Dodoens. In zijn tijd was men zich nog helemaal niet bewust van het onderscheid tussen een- en tweehuizig. Nog sterker men had eigenlijk geen idee hoe de voorplanting bij planten in zijn werk ging! Pas in 1694 gaf Camerarius, een Duitse geleerde, uitleg over de bestuiving en de voorplanting van planten. En hij werd praktisch volledig genegeerd
Dodoens noemde zijn planten 'mannetje' of 'wijfje' puur om onderscheid te maken tussen twee gelijkende soorten. Bij ereprijs noemt hij onze mannetjesereprijs (Veronica officinalis) inderdaad het 'mannetje' en is de tijmereprijs (Veronica serpyllifolia) het 'wijfje'. Waarschijnlijk noemt Dodoens de eerste 'mannetje' omdat die meer opstijgend groeit. De tijmereprijs, die het 'wijfje' is, blijft lager en kruipt over de grond.
Onze naam 'mannetjesereprijs' is mogelijk van hem afkomstig, maar waarschijnlijk nog ouder en de term 'officinalis' in de Latijnse naam betekent dat de plant een geneeskundige werking heeft.
Links mannetjesereprijs en rechts het 'wijfje', de tijmereprijs
Dat Dodoens eigenlijk niets inhoudelijks bedoelt met een aanduiding als 'wijfje' is heel duidelijk bij de hop. Hop is tweehuizig en de bloei van de twee struiken kan dus heel anders zijn. Dodoens neemt zelfs aan dat het twee soorten zijn en noemt de struik waar de hopbellen aankomen 'tamme hop'. Als er geen hopbellen aankomen heet de plant bij hem 'wilde hop', 'hoppine' of 'wijfje' en die heeft de bloemen die volgens hem 'nergens toe dienen'. Verrassend, wij zeggen dat de hopbellen nou net de vrouwelijke kant vertegenwoordigen en de bloemen die 'nergens toe dienen' zijn de mannelijke bloemen! Dat 'nergens toe dienen' kan natuurlijk ook betekenen dat deze bloemen geen geneeskrachtige werking hadden.
Met de zomerlinde en de winterlinde gaat het bij Dodoens ook wat vreemd. Het 'wijfke' is waarschijnlijk de zomerlinde. Maar van het 'mannetje' zegt hij dat die onvruchtbaar is, dus dat is waarschijnlijk niet de winterlinde. De kruising van de twee soorten heet Hollandse linde en was toen al bekend en werd zelfs gekweekt. Deze kruising is mogelijk onvruchtbaar, maar de Hollandse linde werd in ieder geval alleen vegetatief vermeerderd door de kwekers. Waarschijnlijk zag Dodoens de zomer- en winterlinde dus als één soort die hij het 'wijfke' noemde en werd met het 'mannetje' de kruising, de Hollandse linde bedoeld.
Zit er systeem in?
Toen ik zover was vroeg ik me af of er systeem zit in het toekennen van de naam 'mannetje' of 'wijfje'. Dodoens geeft zo'n twintig keer een plantensoort met een wijfje en een mannetje. Meestal vinden ook de huidige geleerden dat het verwante planten zijn, een enkele keer zit hij fout en lijken ze toevallig op elkaar of gaat hij de mist in zoals bij de hop. De mannetjesvaren en de vrouwtjes- of wijfjesvaren zijn zeker verwant ofschoon ze niet in dezelfde familie zitten, maar bij varkensgras en lidsteng (een waterplant) is het 'gat' in de verwantschap stukken groter.
Maar hierbij moeten we wel bedenken dat voor Dodoens een plantennaam letterlijk niets anders was dan een naam waar je verder vooral niets achter moest zoeken dan hoogstens een toevallige gelijkenis met iets anders. En dus zeker geen familierelatie, dat begon misschien een beetje bij Linnaeus zo'n twee honderd jaar later en pas echt met Darwin, weer honderd jaar later.
Maar aan de andere kant zal het voor de Middeleeuwse naamgever 'logisch' zijn geweest welke van de twee planten hij 'wijfje' noemde en welke 'mannetje'. Zonder echt helemaal compleet te willen zijn, heb ik ze genoteerd zoals ze op de genoemde site staan. De orchideeën heb ik daarbij overgeslagen want daar lijkt het puur toeval als Dodoens twee soorten bij elkaar zet waarvan de huidige plantkunde ook vindt dat ze bij elkaar horen. Waarschijnlijk letten Dodoens en zijn geneeskundige collega's bij de orchideeën meer op de ondergrondse delen, de wortelknollen, en wij meer op de bovengrondse bloemen.
Maar los van de orchideeën, heb ik de indruk dat het onderscheid tussen 'mannetje' en 'wijfje' vooral gebaseerd was op de grote van de plant, de omvang van de bloem of de vrucht: kortom de robuustere is het 'mannetje'. Niet onlogisch dus.
Rechts de hopbellen en links de mannelijke bloemen van de tweehuizige hop
De mannelijke of de vrouwelijke kleur
Ik heb ook nog gezocht of Dodoens 'mannetje' en 'wijfje' koppelde aan bepaalde kleuren, maar dat was meestal niet duidelijk. Fellere, vollere kleuren zijn meestal het mannetje maar dan heeft het wijfje min of meer dezelfde kleur in een lichtere tint. Alleen bij guichelheil is het heel duidelijk: wij onderscheiden rood en blauw guichelheil als twee soorten al is er onduidelijkheid over planten met bloemen in beide kleuren. En Dodoens noemt ze inderdaad 'mannetje' en 'wijfje'. Maar Dodoens noemt de blauwe het 'wijfje' en de rode het 'mannetje' terwijl wij toch zeker weten dat het andersom zou moeten zijn! In de wetenschappelijke namen is het zelfs nog terug te vinden: rood guichelheil is Anagallis arvensis en blauw is Anagallis foemina waarbij het laatste stuk van de naam 'vrouwelijk' betekent.
Het lijkt dat de typisch mannelijke en de typisch vrouwelijke kleuren sinds de Middeleeuwen omgewisseld zijn! En daarover loopt inderdaad al enkele tientallen jaren een discussie: was blauw al vóór 1900 de 'mannelijke' kleur of pas daarna en hetzelfde geldt natuurlijk voor rood of beter roze voor vooral de jongste vrouwtjes.
Kleine roze meisjes
Het verhaal is waarschijnlijk als volgt. Tot het einde van de 19e eeuw was alle babykleding wit, net als de onderkleding van volwassenen. Verven was duur en onderkleding en babykleding moest zo vaak gewassen moesten worden dat de kleuren snel verbleekten.
Rond de eeuwwisseling kwamen er synthetische verfstoffen en werd verven goedkoper en dus kwamen er met name in Amerika gekleurde babykleren op de markt, maar zonder voorkeur kleur voor de kleine 'mannetjes' of 'wijfjes'. Rond 1920 begonnen de moeders zich af te vragen of rood nu voor jongetjes was of net voor meisjes en omgekeerd met blauw. Er was zelfs een tijdschrift dat er op in ging en beweerde dat blauw voor meisjes was en rood voor jongetjes. Maar toen besloot een grote fabrikant van babykleding alleen nog rood en roze voor meisjeskleding te gebruiken en blauw voor jongetjes! Waarschijnlijk was die keuze toevallig en het doel uitsluitend efficiency verbetering. Maar sindsdien lopen kleine meisjes in een roze wolk! En vanaf dat moment loopt er met name in Amerika een discussie of dit nu iets nieuws is of dat rood al sinds de oertijd bij vrouwen hoort!
Blauw en rood guichelheil op de foto. Alle bloemen met stamper en meeldraden dus zowel 'mannetje' als 'wijfje'
Ik weet natuurlijk ook niet waar de Middeleeuwse opvatting dat rood bij mannen hoort op gebaseerd is zoals de keuze van Dodoens suggereert. Wel is duidelijk dat blauw verven toen erg moeilijk was, maar dat de natuurlijke grondstoffen voor rood verven erg kostbaar waren. De koningsmantels waren toen dus rood, want dat kon niet iedereen zich veroorloven. Christus wordt dan ook meestal afgebeeld met een rode mantel en zijn moeder Maria tegen het einde en na de Middeleeuwen vooral met een blauwe. Maar of dat in andere of nog oudere culturen ook zo was? Ik weet het niet.
Jan van Dingenen - 2017
Artikelen in de serie "Planten determineren"
- 96. Determineren van planten - 1. De namen
- 97. Determineren van planten - 2. Flora boeken
- 98. Determineren van planten - 3. Opzoeken van papier
- 99. Determineren van planten - 4. Computer zoeken
Een artikel over de ontdekking van de bevruchting bij planten door Camerarius en geschreven door Roelofke Schierbeek staat op mijn site:
- 100. Iets over de geschiedenis van de kennis van bloembestuiving